DE CREE, Marleen


Brieven aan Plinius I

ik zeg je, Plinius, het is september.

de dichters keren in ’t getij.

en vruchten rijpen aan de warme muren,

vergeet dat niet: het zijn de laatste uren

van de zomer. warmte, niets kan nog gebeuren.

het zijn de stille dagen van het jaar,

want alles wordt geduldiger gedragen

in veelvoud van de laatste dracht.

september weet wat dierbaarheid betekent

en liefde tekent schaduwen van was.

ik zeg: voorzichtigheid werd ooit berekend

aan de contouren van een waterglas.

de druiven, Plinius, de laatste schragen

van wat een dichterzomer was.