PFEIJFFER, Ilja Leonard
Sonnet in een verkochte taal
Doordesemd spreken in je moedertaal
met elegantie van een palimpsest,
waarin uit elke tijd en elk gewest
nuance schemert als een godenmaal
van connotaties, is iets anders dan
te denken dat je best goed Engels spreekt
op krukken als je een verweekt, gebleekt
gesprekje voert, gespeend van elk elan.
In Nederland heeft men zijn taal verpatst
voor inschrijfgeld van uitheemse studenten.
Zorgvuldigheid en zwier zijn opgedoekt
om op zijn ordinairst en allerplatst te cashen.
Wie zijn taal denkt uit te venten,
heeft ook cachet en gratie afgeboekt.
Onweer dat geen onweer was
Hier was het. In de verte stonden onze bomen
met angstig fruit. Ik dank je dat je bent gekomen,
maar ik weet niet of ik het goed vertellen kan.
Schrijf jij maar wat je ziet. Ik ben een oude man
geworden sinds de oude bomen zijn gerooid.
Mijn vader heeft me daar nog in de lucht gegooid
omdat hij blij was over iets wat nu niet meer
voorstelbaar is. En hier heeft, denk ik, ongeveer
het smalle bed gestaan waarin mijn dochter sliep.
Ik hoor haar dunne stem nog steeds, hoe zij me riep
van angst vanwege onweer dat geen onweer was.
De dag ervoor was er een vriendje uit haar klas
ondanks zijn nieuwe voetbal niet meer thuisgekomen.
Om haar te laten dromen zong ik over bomen.
Het was het oude lied. Ik rimpelde mijn woorden
rondom de woorden die ik zelf als kind ooit hoorde
toen hier zo ongeveer mijn eigen bedje stond.
Voor sommigen is grond misschien niets meer dan grond,
wat distels in het droge zand. Heb jij een huis?
En hoeveel souvenirs zijn nodig om je thuis
te voelen? Sneeuwend bolletje van een vakantie
met iemand, sleutelhangers met een importantie,
maar dat is vast een lang verhaal, koelkastmagneet
van dorpjes waar je langs het strand op paarden reed,
de uitvergrote foto’s in hun houten lijsten,
de YouTube-filmpjes met de kaketoes die krijsten
terwijl je blonde vrouw ze zoete pinda’s voerde,
het handgeknoopte kleedje dat je zo ontroerde
omdat het vrouwtje authentieke reuma had
en glimlachte met rotte kiezen van de qat.
Want ja, je hebt gereisd. Je kent de wereld door
en door. Je weet de waarheid, want daar kom je voor
naar landen. Geen opiniestuk maakt jou iets wijs.
Ik vraag me af: wat neem je mee van deze reis?
Ik schaam me bijna, want we hebben niets te geven
dan onweer dat geen onweer is en overleven
in zand met droge distels zonder oude bomen.
Je bent van al je reizen rijker thuisgekomen.
Voor ons is reizen vooralsnog steeds meer verboden.
Het is al best wel wat als zij je niet echt doden.
Ik wou dat ik het huis nog had dat hier ooit stond.
Mijn waardevolste souvenir is deze grond,
die onverschillig is verkracht door bandensporen.
Ik kan het kraken van de oude bomen horen
als ik mijn ogen sluit. Ik sluit mijn ogen niet,
want duister brengt de waarheid die het duister ziet.
Ik zing het oude lied. Ik rimpel al mijn woorden
rondom de lege woorden die mijn dochter hoorde
voordat haar beentjes er vanaf werden gereden
door Joden die ons heilig land hebben betreden
op laarzen die geen foute stappen kunnen doen
omdat het jullie Joden zijn. Vanwege toen.
Wie zes miljoen keer is vermoord, heeft niet het recht
een mens te doden. Daarmee is het wel gezegd.
Maar feiten wegen niet zo zwaar in dit gebied.
Dus schrijf maar rustig op wat jij het liefste ziet.