DE MARTELAERE, Patricia



Bestaat U ?


Lieve god,


Ik gooi deze brief aan U maar in de rode postbus op de hoek van het dorpsplein in W., U weet wel, tussen de kapper en frietkot ‘Bij Paula’. Dat was de bus waarin ik als kind mijn jaarlijkse brieven aan Sinterklaas gooide, om drie weken later een brief terug te krijgen die geen antwoord was, met een postpakket waarin stalen van Nescafé, Kellog’s, Vitabis en Côte d’Or, maar niets van wat ik had gevraagd.

Als U bestaat, bent U dan ook niemand anders dan de postbode zelf, en kom ik dat dan ook alleen veel later te weten ? En is wat ik van U kreeg, in het leven waar ik U dankbaar voor moet zijn, ook niet meer dan een reclamestunt van de fabrikant van het heelal, gratis monsters zonder waarde ?

Als U bestaat, antwoord dan maar niet. U krijgt allicht vele brieven als deze, en als U bestaat hebt U wellicht andere dingen te doen dan brieven beantwoorden.

Laten we zeggen: als U niet antwoordt, dan beschouw ik dat als een bewijs dat U bestaat. Alleen iemand die niet echt God was zou het in zijn hoofd halen om brieven van stervelingen te beantwoorden.

Dank bij voorbaat voor Uw verheven zwijgen.

…..


De schilder en zijn model

…..
Op de sofa omhelzen ze elkaar.

Kom, zegt ze, naar boven.

Hij kijkt op zijn horloge.

Ik moet eigenlijk naar kantoor, zegt hij.

Wel heb je ooit, zegt ze.

Ja, zegt hij. Ik ben wel moeilijk, is het niet?

Luister, V., zegt ze. Je gaat mee naar boven of ik zet je dadelijk aan de deur, en voorgoed.

Toe maar, zegt hij.

Hij staat besluiteloos te grinniken.

Vooruit, zegt ze, kom mee.

En ze trekt hem bij de hand de trappen op.

In de kamer is het steenkoud.

Hij worstelt zich uit zijn kleren zonder haar nog aan te raken.

Hij brengt er bitter weinig van terecht.

Jammer, zegt hij na afloop, dat het altijd zo snel afgelopen is.

En nu, zegt ze, zet ik je aan de deur.

…..


Schildersverdriet

…..
Als alles niets was, dacht Jozef H., terwijl hij met zijn rechterhand vicieuze cirkels tekende op de hoek van zijn krant en met zijn linker een sigaret uitduwde in de overvolle asbak – als alles niets was: de straten met de voorjaarszon van mooie meisjes, de opgehitste honden, de schiettenten, de kraampjes met oliebollen en worst, en de halve liter rode wijn die hij even tevoren achteloos naar binnen had gegoten.

…..