PAIRON, Marc
Enkele liefdesverzen
…..
V
Ik wil vrij zijn. In de armen van je drieste vleugels. De wimpels van troost. Onder de wilde wind van je handen. Met plagende vingers, als schetterende zilvermeeuwen. Onbelemmerd, moet ik zijn. Wanneer ik over de deining van je lichaam fladder. Mij verhef. In de hoogtes van je lage luchten. Waar je naar jezelf ruikt. O, Liefste, verzegel me. In de kerkers van je quarantaine. Keten me. Aan het hosanna van je zwaartekracht. Laat mij afhankelijk zijn. Sterven in gevangenschap.
XII
Laat ons jouw lusten tekeergaan. En ik de knopen van je blouse breken. En het kant van je weerstand. Je weekdier zijn. In de catacomben van je mond. Je smeltwater proeven. De verloren gewaande jaren. En onze lippen met vogels vullen. Onze woorden met zangzaad. Tot de aangeboren schaamte slijt. De angsten van mijn vlees getemd zijn. De horzels uit mijn huid gevreeën. En ik over het drijfhout van je vlees laveer. Als het land in zicht van je reisdoel. De genade van geduld. Het koppige van volharding. Het enige antwoord. Op nooit gestelde vragen.
…..
Woord voor woord
Elke ochtend begin ik met geen voet te verzetten,
bemin ik wat van jou nog onbeslapen is.
Vaag proef ik een kus die ik herken,
vaak mompel je geheimen in de uiteinden van je slaap.
Woord voor woord lik ik je wonden.
Woord voor woord help ik je voorzichtig naar het krieken van de dag.