VAN SANTEN, Louise
Weer was het oorlog
I
Weer was het oorlog in mijn droom
maar zonder deuren.
Ik stond op een verloren trap
en kon mij zelf van boven zien.
Ik zag geen leuning langs de treden
geen grond of zoldering.
Ik dacht dit moet een ladder zijn
die diep in mij geslagen
balans gevonden heeft.
Toen keek ik rond:
ik zag elkeen als lang voorheen,
maar geen wist dat het oorlog was.
II
Toen ik ontwaakte was het vrede.
Mijn hand wilde je lichaam strelen
mijn adem zocht jouw ademtocht.
Ik zag in diepten van je ogen
mijn dood
zich strekken in jouw dood;
jouw leven
in mijn leven staan.
Toen ik ontwaakte in mijn vrede
kon ik de dagen niet herhalen,
had ik de deur zelf dicht gedaan.