HERTMANS, Stefan
Oorlog en terpentijn
…..
Slag aan de IJzer, oktober 1914
…..
De bocht was hier erg verraderlijk. Teruglopen betekende een wisse dood; zelfs onze eigen mannen zouden op me schieten, niet vermoedend dat ik het was. Ik moest dus de dijk over om te kijken wat erachter lag. Plots zag ik in de verte links Kimpe op de dijk klimmen; hij sprong voorwaarts, dook onder de kapotgeschoten afrastering. Ik deed hetzelfde; we liepen met honderdvijftig meter tussen ons in beiden op de vijandelijke linie af. Dit is gekkenwerk, ging het door mijn hoofd. De kogels vlogen op kniehoogte om me heen, ik liep en sprong over lijken en nog eens lijken, zo dicht bij elkaar dat het me de adem afsneed; maar aan het eind, voor ons, moest de
parallèle de départ
liggen die men ons bevolen had te markeren. Ik sprong als een gek heen en weer tussen de rondfluitende kogels, ik danste las een idioot voor mijn leven. Eindelijk bereikte ik de meest vooruitgeschoven versperring. Ik moest nu razendsnel handelen. Ik sprong, maar voelde een slag door mijn lijf gaan, ik wist niet waar, een witte flits voor mijn ogen, het gevoel dat mijn buik openscheurde. Ik duikelde te midden van vallende kleine scherfbommen in een droge sloot. Ik lag bevend plat op mijn buik, mijn linkerlies deed zo’n pijn dat ik een minuut lang niet kon ademen en dacht dat ik zou stikken. Ik kon niet om hulp roepen, niet hoesten, ik kon niet bij mijn verder op de rand liggende geweer, ik kon de op mij gevallen ransel niet losmaken, ik was volkomen verlamd. Met een wazige blik zag ik de dijken van de IJzer op zo’n honderd meter voor mij. Net voor ik bewusteloos raakte mompelde ik: Orders uitgevoerd,
mon commandant
.
Toen werd het zwart en stil.
…..
Op een dag word ik opnieuw bij een commandant geroepen, een Brusselaar die me verplicht na elke zin te salueren. Terwijl hij me op die manier vernedert en ik als een clown na elke zin mijn hand aan mijn hoofd moet brengen en de hakken tegen elkaar slaan., kijkt hij grijnzend toe en deelt me uit de hoogte mee dat ik overgeplaatst zal worden naar een andere sectie, omdat ik te vriendschappelijk omga met mijn mannen en dus een gevaar vorm voor de militaire discipline. Ik vraag of dat een bevel van hogerhand is. Hij brult in het Frans dat een flamand geen vragen te stellen heeft. Ik salueer en verdwijn, pak zwijgend mijn spullen bij elkaar. De jongens kijken niet-begrijpend toe: Wat gaat ge doen, Martien?
…..
Taisez-vous, Delrue, snauwt de officier.
J’en ai marre de l’humiliation des Flamands, roept hij uit. Et vous tous – hij wijst zijn commandanten en de op de herrie afgekomen onderluitenants aan – vous êtes tous coupables de cette imposture, idiots.
…..
De opgang
…..
Ze
(Mientje)
blijkt er inmiddels ook uitgesproken politieke ideeën op na te houden. Ze was door haar man Vlaamsgezind geworden, ze sympathiseerde met de gerechtvaardigde eisen tot onderwijs en bestuur in de eigen taal, ‘daar moet elke rechtgeaarde democraat voor opkomen’, maar ze verzette zich hevig tegen elke vorm van militarisme. ‘Geen enkel idealisme kan geweld rechtvaardigen, elke strijd is een culturele strijd,’ beweerde ze. Haar hekel aan uniformen was zo sterk dat ze iedereen die het waagde zich militair uitgedost aan de deur te vertonen de toegang weigerde.
…..