GEELEN, Harrie


Als ik kon tekenen wat ik wou

Als ik kon tekenen wat ik wou

dan wist ik wel wat ik deed…

Ik tekende hoe ik met m’n vader

’s avonds laat naar huis toe reed

vóór op een kar vol schol en kabeljauw

waar ik de geur nog goed van weet.

Ik voel het schuren van mijn vaders mouw.

Hij pakt mijn hand beet.

En straat na straat staan alle huizen, lijkt ‘t,

al maar dichter, dichter op elkaar

en in de allersmalste steeg

maken wij twee de wagen leeg…

Als ik kon tekenen, denk ik, begon ik daar…

Maar ik kan denken wat ik denk

en ik kan voelen wat ik voel.

Ik kan een heel klein beetje zeggen

en bedoel een heleboel.

Maar verder kan ik niet…

Daar houdt het op…

Als ik kon tekenen wat ik wou

dan wist ik wel wat ik deed.

Ik tekende hoe het maanlicht ’s avonds

laat door het raam thuis binnen gleed.

Als ik kon schilderen, wist ik wel hoe grauw

het plein was als de regen zweeg.

Als ik dan buiten kwam op weg naar jou

leek heel de stad leeg.

Ik kan het gras dat om het huis heen staat

nog horen groeien en ik weet nog waar

ik van de bakker broodjes kreeg

en spelen mocht met lapjes deeg.

Als ik kon tekenen, denk ik, begon ik daar…

Maar ik kan denken wat ik denk

en ik kan voelen wat ik voel.

Ik kan een heel klein beetje zeggen

en bedoel een heleboel.

Maar verder kan ik niet…

Daar houdt het op…

Als ik kon tekenen wat ik wou

Dan wist ik ook vast wel wàt…

Ik tekende hoe ik met mijn liefje

’s avonds laat aan tafel zat.

Dan dronken wij een warme kop cacao

waar ik de geur nog goed van weet…

En als ik nipte, riep ik altijd ‘au’

want het was goed het.

O, alle dagen die ik slijten kon,

die zou ik slijten daar, alleen met haar…

Ja ieder kopje dat ik kreeg

dronk ik opnieuw met liefde leeg.

Als ik kon tekenen, denk ik, begon ik dáár…

Maar ik kan denken wat ik denk

en ik kan voelen wat ik voel.

Ik kan een heel klein beetje zeggen

en bedoel een heleboel.

Maar verder kan ik niet…

Daar houdt het op…

Als ik kon tekenen wat ik wou,

ik tekende alleen maar jou…


De meneer van het Hooggerechtshof

…..
Lidwientje

Dit is het late middaglicht,

nu zal het vast niet lang meer duren.

Ik zie het met mijn ogen dicht:

de rode zon staat op de muren.

De huizen aan de waterkant,

die zet de zon voor hete vuren.

Hij zet hen een voor een in brand.

…..
En de meneer van ’t Hooggerechtshof

Verlaat om vijf uur zijn kantoor

Hij kijkt niet op, hij kijkt niet rechts of links

Hij loopt gewoon maar door!
…..


Ik gaf mijn lief klein Madelein

Ik gaf mijn lief klein Madelein

een keten van smaragd

Omdat ik mij gelukkig voel

wanneer zij naar mij lacht

Maar sinds ik haar de keten gaf

Gaat mij het lachen moeilijk af

Gaat mij het moeilijk af


Ik gaf mijn lief klein Madelein

een kussen van fluweel

Omdat ik haar gedachten ken

en haar gevoelens deel

Maar sinds ik haar het kussen gaf

gaat mij het slapen moeilijk af

Gaat mij het moeilijk af


Ik gaf mijn lief klein Madelein

een beker voor de wijn

Omdat ik mij tevreden voel

als zij het maar zal zijn

Maar sinds ik haar een beker schonk

Heeft ieder glas een droeve dronk

Heb ik een droeve dronk


Ik had mijn lief klein Madelein

maar al te graag gekust

Dan dronk ik nu een vrolijk glas

dan sliep ik heel gerust

En lachen was een kleinigheid

mijn liefde was tot al bereid

mijn liefde was bereid...