KOOPMAN, Marcel



Oud land


De landweg weifelt in de schemering,

de akkers schijnen reddeloos

en in hun onmeedogend zwart

kiemt een verwachting van paniek.


De knecht schuift grendels voor de staldeur,

de pomp blijft steken met een snik

terwijl het oude-kratten-vuur

onder een bladerdek verstikt.


Kaninefaten bouwden hier

eens bedden voor hun doden.

Konijnen mijden angstbestoven

de plekken waar de stenen rusten.


De zon gaat schreeuwend onder en

mijn stem slaat op een venster stuk!