KORTEWEG, Anton


Ouder worden


Wie plotseling ervaart dat hij de geur

niet meer ruikt van haar jas, de glans

van haar haar niet meer ziet, hoe smal

haar handen, aarzelend haar mond,


die weet: wij kunnen niets meer dan

alleen maar ouder worden, elk voor zich.


Sterven van steeds meer dorst,

leven met steeds minder water.


Tijdig

Je huis vol schatten en op stand.

Een kamer voor jezelf. Rustige straat.

Een tuin. CD. PC. Twee lapjeskatten.

Een mooie baan. Kinderen; goed verstand.

Aardige vrouw. Zo kun je nog wel even doorgaan.

Zelfs met je ouders heb je nog een band.

Tijdig, omstreeks je vijfendertigste,

heb je je valse ideaalstelling herkend.

Nu, tien jaar later, kun je melden dat je

comfortabel ongelukkig bent.


Op verzoek

Dat ik van je hou, dat wil ik dan

ook wel eens schrijven, nu je dat

zo vraagt. Want ik hou van je en

niet eens zo zelden, gezien de

vierduizend dagen en nachten.

Dat het lijkt of je nauwelijks

ouder geworden bent, dat

je soms nog ver weg kijkt als

was je verliefd, dat

je handen nog mooi zijn, verder

zou ik toch niet willen gaan.

Dat ik je wang soms zoek en niet

je mond.


Angst

Geen duizend angsten, maar één vrees:

er is alleen jezelf als straks het leven

boven je hoofd zich gesloten heeft.

Geen andere handen als de eigen twee.

Geen ander haar om zich aan op te trekken

als eigen haar - dat plotseling ontbreekt.


Weggaan

Als een auto die lang in de regen gestaan heeft

optrekt en wegrijdt, blijft waar hij stond achter

een plek die zich van de rest van de straat

onderscheidt, even nog, tot hij ook nat is

en niet afzonderlijk meer bestaat.

Dat is wat blijft als je weggaat


Weerzien


Zag bij De Slegte me tweedehands staan,
jaren nadat je me had weggedaan.


Was tweenegentig, inclusief rand-
glossen van je meisjeshand.


Poëtisch taalgebruik, gedweep,
stond in mijn marge, Lodeizen-achtig.


Somber vond je me, zwartgallig:
angst, avond, sterven onderstreept.


Las, vijftien jaren van je vandaan,
wat we elkaar hebben aangedaan.