ALBE
Paradijsvogel
Een paradijsvogel vloog verloren
aan de horizon:
een zwarte vlek
op 't goud der zon.
Met gebroken
vederslag
in de ontloken
jonge dag.
De gloed der zon
werd hoogrood,
toen viel de vogel dood
op de horizon.
Zeg niet van dees vogel
te trots was zijn reis,
wellicht zat zijn nest
nabij het Paradijs.
Wie weet de genade
Wie weet de genade
van 'n donkere ziel,
die als 'n lichte kei
in het diepe water viel.
'n Kringende rimpel
snoert het sekreet
van de vallende steen
die de diepte meet.
De schijn van de kei
in de diepte bedriegt
want het beeld
van het water liegt.
Wie weet de kei,
die in 't water viel,
als de klare genade
in 'n diep-donkere ziel?
Hier sterft de tijd
Hier sterft de tijd, hier sneven de seizoenen
en aarzelend wekt de wind in kruin van olm en es
een zucht, o sterfelijk geluid, o harde bres
in 't luideloze ruisen van miljoenen
blaren, geborgen stilte van gestorven
geslachten, uitgebloeid tot as en eeuwge rust.
'k Vertreed de duffe zwam van zin en lauwe lust
en veins dit vlees, dit hart weer onbedorven,
schoon ik mij in dit Eden weet gelijk
een welkend blad in 't ruisen der miljoenen,
bereid ten val en steeds in uw bereik,
o tijd, die tooit vergeefs met weidse praal
de ijle duur der vliedende seizoenen...
doch uit uw as bloeit eeuwig Groenendaal.
Goyescas
Dans de fandango, Pepita,
met al je trots, met al je lust,
zoals je mint, zoals je kust,
zoals alleen jij, Pepita,
de dartele hakken weet te zetten
bij elke slag der castagnetten.
Dans de romero, Pepita,
met al je zwier, met al je macht,
zoals je lonkt, zoals je lacht,
zoals alleen jij, Pepita,
wel duizend blikken weet te lokken
met 't waaieren van je kanten rokken.
Dans de taranta, Pepita,
met al je hartstocht en geweld
zoals je bidt en weent en scheldt,
zoals alleen jij, Pepita,
met oog en been en castagnetten
de wereld op zijn kop kan zetten