VAN WOENSEL, Pieter
Aantekeningen, gehouden op een reis …..
…...
Keren wij 't blaadje eens om. Die lang de wereld doorkruist heeft, is voor de rest van zijn leven misnoegd, bedorven, ongelukkig. Doe met hem alles wat gij wilt, onmogelijk is 't een zekeren wasem van droefgeestigheid, die hem als de schaduw vervolgt, van zijn humeur af te vegen. Tracht hem zo gelukkig als immer mogelijk te maken; zijn genietingen zullen altoos onvolkomen zijn; omdat de ervaring hem bestendig herinnert wat 'er aan feelt.
Wat steekt daar achter? De goedaardige natuur, schoon zij haar gunstelingen heeft, behandelt niemand der bewoners onzer aarde, als een stiefmoeder. Haar gunsten, die zeer verscheiden zijn, deelt zij met een vrij gelijke hand uit. Niemand schenkt zij alle tevens. Alle landen hebben hunne voorrechten. Daar 't 's zomers alleen warm is, daar is 't 's winters bitter koud enz. De onderscheiden luchtstreken hebben hun onderscheiden voortbrengsels, een rijke bron van allerlei geneugten, daar de reiziger gemeenzaam mee bekend wordt, die 't onmogelijk is aan één oord op een te stapelen, en wier gemis hem voor 't minst gemelijk maakt.
Door 't reizen verkrijgt men een zekere ongerustheid, een woelachtigheid, een ontevredenheid met de plaats daar men is. Ik ken luiden, die 'er ellendige martelaars van zijn. Tevergeefs preekt men hun:
‘Que rien n'est plus périlleux,
Que de changer le bien pour le mieux’.
Het enige middel tegen die kwaal, is juist 't geen ze vermeerdert, 't reizen zelve.
Het is van een reiziger, dat men eigenaardig zeggen mag, dat 't leven niet meer dan een pelgrimage, een bestendige vreemdelingschap is. Hoor eens wat Seneca 'er van zegt. ‘Die hun leven met reizen doorbrengen, hebben vele herbergen en geen vrienden.
…..