DE KINDER, Constant
De wonderlijke lotgevallen van Jan zonder Vrees
…..
Met haar laag strooien dak, haar verweerde lemen muren, haar vensteropeningen, door ruwgetimmerde beluiken gesloten, zag de verblijfplaats der heks er ellendig en terugstotend uit.
- Wanneer de wind hier 's winters door 't geboomte huilt moet die oude vrouw niet erg zweten, merkte Jan aan. Wij hadden het te Antwerpen ook niet breed, maar toch sliep ik liever op ons klein zolderkamertje dan in deze ellendige stulp. Kom, Dokus, we zullen eens gaan zien hoe het daarbinnen gesteld is.
- Laat mij voorgaan, Jan. Ik wil u bewijzen, dat...
- Neen, Dokus, zei deze glimlachend, ik eerst, dan gij!
- Maar......
- Ik weet wat ge wilt zeggen, maar mijn besluit staat vast!
- Laat ons dan tenminste samen binnentreden.
- Onmogelijk, vriend, de deur is te smal! Kom!
Jan klopte met zijn vuist op de deur en riep:
- Hola! Doe open!
Niets verroerde zich in de hut. Na een ogenblik aandachtig geluisterd te hebben, klopte Jan voor de tweede maal en riep, met meerdere stemverheffing:
- Doe open! Voor den drommel!
- Wat wilt ge van ons, heren? klonk er een zachte stem achter hen. Jan en Dokus keken verbaasd om. Een beeldschoon achttienjarig meisje stond voor hen.
- Wie zijt gij, meisje?
- Ik ben de dochter van moeder Wanna.
- O, zo! Gij zijt haar dochter?
- Ja. Wat wilt gij van ons? Het gebeurt zo zelden, dat iemand hier komt aankloppen.
…..