CHOI, Kamiel



De golktamoer

…..

Welk dier kruidigt daar achter in de wei

Wat gikkelt aan de overkant van het ploer

Wat rakelt zijn iggels van zuiver parelmoer

Waar begint zijn staart, waar eindigt zijn dij?


Nou, de kruzen krobbelden gisteren voorbij

En de gierderkadee, spot er maar niet mee

Droeg een flekel en een boldrop met zich mee

Om in de stille zee te vluchten bij laag tij.


O, dan vrees ik dat er geen twijfel bestaat

Een golktamoer is hier in de buurt gezien

En een hele grote hongerige bovendien

Mensen, staakt uw werk, het is tijd voor beraad.


…..


Strand


De aangespoelden hebben hun kleren

nog aan en hun gezichten nog op


Ooit waren ze vertrokken met de smaak

van het beloofde land op hun lippen


Ooit maakten ze grappen over dikke

witte wijven en iedereen een Mercedes


Ooit schitterden hun zwarte ogen

als ze elkaar vertelden over het paradijs


Nu liggen ze daar dood in de vloed

in de lens van de beschaving


Roffelt de zachte donder van verontwaardiging


Langs de zee hipt een meeuwenjong

alsof het strandjut naar hun woorden



///////////////////////////////////////


ik vind dit zo’n goed gedicht

er zit ritme in en rijm

ook heeft het een geheel

eigen stijl


er komt beeldspraak

bij kijken en van pathos

is het niet gespeend

noch van moed


ja, misschien is de dichter zelf

wel hierin aanwezig



//////////////////////////////////////


Wij


WIJ komen met metaforen, ja wij komen eraan

met onbesnaarde gitaren bespannen met levend cellofaan

wij bonte rovers, die muziek toveren uit alle holen

in de mooiste registers van oude onvermolmde altviolen

we zijn die gezichten die lachen in je marmeren tegels

die patronen van je fantasie tussen de regels

we zijn de wolken die nieuwsgierig kijken en somber

maar de hele belommerde bestaansdrift zien wij monterder

wij zijn het opgeklopte schuim dat op capucchino’s staat

de schaduw onder de schotels die niet weggaat

het niet platgevallen leven in de sterren van kaneel

de wuivende bomen, de zangerige wind in je struweel

wij zijn de boekenruggen waar de grim van is afgewreven

wij zijn de openbare pleinen waar gedichten aan kleven

wij zijn het geruis van de lopende banden bij de kassa

de glimlach die blijft opduiken in de nog verstijfde massa

wij zijn achter de in plastic gegoten versterving

rond gore afvoerbuizen zijn wij de kringen van bederving

aan beide kanten van de scheuren zijn wij in je beton

in je verlaten straten en aan je uitgedroogde bron

wij zijn in de elastische spiralen die je vogels vliegen

in je kantoortorens, hoe ze lomp in de wind wiegen

in de tango, die je zebrastrepen dansen

wij zijn overal

EXPECT US