VAN EFFEN, Justus



Brief van een bejaard man

…..
Hoewel dit nieuwe gezelschap, dat volgens mij mijn verdiensten tot het zenit had verheven, mij ongemeen beviel, verwaarloosde ik ook geenszins de omgang met mijn heertjes van stand. Op één dag speelde ik vaak drie rollen: die van belesprit, saletjonker en van vechtersbaas. Dat ging zo ver dat ik nog vóór mijn achttiende verjaardag al tweeduizend gedachten in proza en poëzie had geproduceerd, zes maîtressen had versleten en meer dan tienmaal mijn degen getrokken - alles met meer geluk dan wijsheid. Als men het geheel naar de omstandigheden berekent, kwam dat neer op een hoofdsom van ten minste twintigduizend onbeschoftheden. Wat me gewoonlijk in de armen van een meisje dreef was mijn grenzeloze verwaandheid die me aanspoorde om eens de kracht van mijn verdienste te testen. En wat me weer van haar losmaakte was niet zozeer opzettelijke ontrouw of onstandvastigheid mijnerzijds als wel trots van haar kant, of ook de ontdekking van enig gebrek waardoor ze de liefde van een zo vlekkeloze ziel als de mijne onwaardig leek. Eigenlijk was het niet eens de bevredigde ijdelheid die de doodsteek aan mijn liefde gaf. Ik begon altijd een liefdesaffaire uit trots. Weldra mengde zich dan daartussen een oprechte en levendige tederheid, waarvoor mijn hart van kindsbeen af een vruchtbare bron is geweest, maar die tegelijk het mooiste deel van mijn leven heeft vergald. Met deze zes minnaressen van onderscheiden gestalte en karakter had mijn hart nog maar zijn eerste leerjaren in de school der liefde voltooid. Voorspelen waren het en niets anders, tot een veel buitensporiger vrijage.

…..


////////////////////////////////////////////////////////////////////

…..
Wat zouden de heren zeggen als iemand voorstelt dat in ons land alleen oorspronkelijke Nederlanders mogen wonen. En dat ons land gezuiverd moet worden van al die mensen uit andere landen, omdat anders ons nationale karakter verdwijnt.

…..
Ik wil niet beweren dat het onderdanen van een vrij land niet vrij staat om elk naar eer en geweten zijn standpunten voor de dag te brengen. Ik zou alleen willen dat iedereen dat op bescheiden en bedaarde wijze doet.

…..
Honderd keer ben ik ooggetuige geweest van dergelijke afschuwelijke praktijken en heb ik mijn best gedaan om de gedupeerden te beschermen. Waarmee ik mij niet zelden de brutaalste opmerkingen van die schoften van kruiers op de hals heb gehaald.

…..
Ik moet toegeven dat ik deze opmerkingen over zo’n netelig onderwerp met een zekere schroom heb opgeschreven. Wat mij heeft gerustgesteld, is de verzekering dat een zedenmeester, net als een anatoom, in zeker opzicht als een filosoof mag spreken, maar op een bedekte manier.

…..